In het verleden in gesprek met mijn cliënten die een verstoorde relatie hebben met eten‘ kwamen we vaak ook terecht bij ‘het aangepaste zelf’. Kort samengevat gebeurt dat vaak al jong en meestal (maar niet altijd), in relatie met de ouder/ opvoeder. Dit laatste is zo, omdat een kind dan nog in een afhankelijkheidsrelatie zit en om te ‘overleven’ altijd zal doen wat de opvoeder van het kind verwacht. Het klinkt meteen groots en dramatisch, alsof dit per definitie over traumatische heftige gebeurtenissen zou moeten gaan, maar dat is zeker niet zo.
Een simpel voorbeeld is; een kind dat van nature graag buitenspeelt, in bomen klimt, en altijd huppelt door de tuin, vooral in het paadje waar de steentjes liggen. Het gevolg van dat gehuppel is dat de steentjes niet alleen meer op het paadje liggen. Vader, die helemaal niet van rotzooi houdt reageert al schreeuwend door het raam ‘dat ze moet stoppen ‘om altijd maar zo’n rotzooi te maken van de tuin met haar gehuppel en gespring’. Een deels begrijpelijke reactie van deze vader en ook niet meteen erg beschadigend maar het is een voorbeeld van hoe het kind zich daarna minder vrij zou kunnen voelen in de tuin, of daarbuiten, het past zich aan op de wensen van in dit geval de vader. Weliswaar is zijn boodschap van een dubbele boodschap voorzien namelijk: jíj maakt altijd een rotzooi van de tuin én jij met je gehuppel en gespring. Twee dubbele boodschappen die zeker een hooggevoelig kind zou kunnen oppakken als afwijzing: ik doe altijd te druk en ik ben niet goed zoals ik ben (ik moet niet huppelen en springen.)
Het is maar een illustratief en nog relatief onschuldig voorbeeld, maar je zult begrijpen dat een kind dit ‘opslaat’ en naarmate het herhaalderlijk dergelijke boodschappen ontvangt zal het kind aanpassingen doen in het ‘zelf’. Een ander meer beladen voorbeeld is je als als kind bijvoorbeeld ziet hoe je broer altijd de hut kort en klein slaat en je een bange moeder naast je hebt staan. Je zult begrijpen dat dit geen veilige omgeving is om ‘het zelf’ tot volledige ontplooiing te laten komen en te kunnen en durven zíjn. Een kind doet aanpassingen om in meer of mindere mate te overleven, liefde te ontvangen, gezien te worden, en voorzien te worden in levensbehoeften.
Uiteindelijk nemen we natuurlijk allemaal iets mee van onze ouders, opvoeders en omgeving. Het hoeft niet perse altijd (grote of negatieve) gevolgen te hebben om aanpassingen te hebben gedaan als kind of bepaalde dingen van huis uit te hebben meegekregen die van nature misschien niet helemaal aansluiten bij ons unieke zelf.
Vaak zie je dat dat wel het geval is als het kind zich meerdere malen of landurig onveilig heeft gevoeld en niet geleerd heeft onvoorwaardelijk te mogen of kunnen zíjn. Vrijwel altijd zie je dat hier dan op latere leeftijd diverse problemen door kunnen ontwikkelen waaronder een verstoorde relatie met eten.
De functie van bijvoorbeeld ‘overeten’ is vaak ‘meer-ledig’ gevoel van eenzaamheid, boosheid, onveiligheid ‘stillen’. Het gevoel van niet onvoorwaardelijk mogen zijn (zoals hierboven uitgelegd) weg te stoppen. Of dat wat er niet mocht zijn maar wat je niet uit kon of mocht spreken ‘weg te drukken’ of datgene dat je wel voelde maar niet kon dragen (omdat het te verdrietig en te pijnlijk was of te traumatisch) en zo kan ik nog wel even doorgaan.
Daarnaast speelt ons lichaam of beter gezegd de verbinding met ons lichaam een belangrijke rol in relatie tot onszelf én in dit geval een verstoorde relatie met eten.
Er zijn mensen die het meteen begrijpen als we spreken over; ‘de verbinding met je lichaam of in je lichaam zitten’. Voor anderen klinkt dit als een taal die ze niet verstaan. Sommigen zijn er niet mee opgevoed en hebben dit van huis uit niet meegekregen en anderen hebben door soms traumatische gebeurtenissen geleerd ‘weg te gaan’ uit hun lijf. Om pijn niet te hoeven voelen, als een soort ‘vluchtreactie’. De mechanismes die je in je lichaam opgebouwd hebt, die een lange tijd voor veiligheid hebben gezorgd zoals ook een dwangmatige relatie met eten, bewegingsonrust, tics, lichamelijk onverklaarbare pijn’ houden ook het patroon in stand. Met het patroon doel ik op de manier waarop je je al die jaren ‘staande’ hebt weten te houden.
Door in kleine stapjes bewust te gaan leren voelen wat er gebeurt in je lijf bij bepaalde emoties, spanning, of iets anders én diverse oefeningen die daarvoor zijn kun je uiteindelijk in verbinding leren komen met je lijf. Dat staat hier vrij simplistisch omschreven maar geloof me, als je er geen ervaring mee hebt, of niet weet hoe het is om je ‘veilig te voelen in je lijf’ (zoals voor mij ook gold) dan is dat nog een beste klus, maar eenmaal gevoeld en ervaren, weet ik zeker dat je nooit meer anders wil. Voor dit stuk verwijs ik je graag door naar mijn collega van de MOED-academie haptotherapeut Gonny van Boxtel. Zij kan je als geen ander later ervaren wat ik hier bedoel. Je veilig voelen (in je lijf) is zó’n belangrijk en groot onderdeel in je herstel, eigenlijk gaat het over verbindingen herstellen, verbinding met je oorspronkelijke unieke zelf en verbinding met je lichaam om te ervaren hoe je samen weer thuis kan komen in jezelf!
Ik begeleid je hier graag bij!
Liefs Lottie
No Comments